Photography + Film

03 Factories

Factories

A collaborative project of Reinout van den Bergh & Huib Fens

Factories is based on a strong, shared interest of Reinout van den Bergh and befriended artist Huib Fens in industrial development. Already in the eighties Reinout van den Bergh stayed in Beringen, where he lived among the, mainly, immigrant miners and photographed their living and working conditions. In the same period, Huib Fens was working with architectural models inspired by the enormous factory buildings he knew from his youth. Large, hermetic behemoths that ticked his imagination but revealed nothing about what was going on behind their facades.

They decided to work together. It was during that process of talking and thinking that the idea for the photo project came about. An investigation into the remnants of the old industrial architecture from the first century of the Industrial Revolution. First they wanted to explore Europe, and later the United States. They started the architectural project out of curiosity about the use of architectural archetypes in the first generation of factory designs. Not the basic forms that emerge from a comparison of similar architecture, as Bernd and Hilla Becher have done for years in a sublime way, but the application of typologies from the pre-industrial era. They had already come across sheds that looked like basilicas, silos like inverted cathedrals and grain mills like Moorish palaces.  The buildings they found were mostly encapsulated in rundown neighbourhoods, swallowed up by the expanding cities. That urban environment began to become more and more important. That is why in the years that followed, attention shifted to the location and history of the buildings. In the photographs, the consequences of industrialisation for spatial, urban and social development became visible.

Een samenwerkingsproject van Reinout van den Bergh & Huib Fens

Factories stoelt op een sterke, gedeelde belangstelling voor industriele ontwikkeling van Reinout van den Bergh en bevriend kunstenaar Huib Fens. Al in de tachtiger jaren verbleef Reinout van den Bergh in Beringen, waar hij tussen de, voornamelijk, allochtone mijnwerkers leefde en hun levens- en werkomstandigheden fotografeerde. In diezelfde periode was Huib Fens aan het werk met architectuurmodellen die waren geïnspireerd op de enorme fabrieksgebouwen die hij kende uit zijn jeugd. Grote, hermetische kolossen die zijn fantasie prikkelden maar die niets onthulden over wat er zich achter hun gevels afspeelde. 

Samen besloten zij aan de slag te gaan. Tijdens dat proces van praten en denken ontstond het idee voor het fotoproject. Een onderzoek naar de restanten van de oude industriearchitectuur uit de eerste eeuw van de Industriële Revolutie.  Eerst wilden zij Europa verkennen, en in een later stadium de Verenigde Staten. Zij begonnen het architectuurproject vanuit onze nieuwsgierigheid naar het gebruik van architecturale archetypes in de eerste generatie fabrieksontwerpen. Niet de basisvormen die tevoorschijn komen uit vergelijking van gelijksoortige architectuur, zoals Bernd en Hilla Becher dat jarenlang op een sublieme manier hebben gedaan, maar de toepassing van typologieën uit het pre-industriële tijdperk. Zij waren al schuren tegengekomen die er uitzagen als basilica's, silo's als omgekeerde kathedralen en graanmaalderijen als Moorse paleizen.  De bouwwerken die ze vonden, lagen meestal ingekapseld in wat verloederde buurten, opgeslokt door de uitdijende steden. Die stedelijke omgeving begon alsmaar belangrijker te worden. Daarom verschoof in de jaren daarna de aandacht naar de situering en de geschiedenis van de bouwwerken. Op de foto's werden de gevolgen van de industrialisatie voor de ruimtelijke, stedelijke en sociale ontwikkeling zichtbaar.

With this shift in perspective, the buildings themselves became part of a complex whole in which they stand as a pivotal point in relation to their surroundings. Urban landscapes were recorded in a classical arrangement with unmistakable references to Renaissance paintings. The compositions led the attentive viewer into a world of self-evident and astonishing, logical and illogical, harmonious and colliding transitions and confrontations. The dramatic moment was not so much determined by the unapproachable beauty of the architecture, but was more hidden in details: rubbish left behind, the name of a boat, a lonely caravan, a newspaper sticking out of a mailbox. 

But clinging to acquired points of view is deadly for the development of insights.  You easily lose your sharpness and interest in a project whose framework is too tightly formulated, in which there is no room for unexpected perspectives. It is precisely the new insights that keep our project going. Unforeseen twists and turns that we cherish as much as the most successful photographs.  What can we say about the photos we haven't taken yet? What will they be about, what will they reveal and hide? What light will they shed on the role that industrialisation has played, and still plays, in everyday life?

They have seen politics change with regard to the industrial legacy.  The remains are being handled more carefully. The dismantling of industry after 1989 in the former Eastern Bloc countries has updated this policy. Not every building is being demolished anymore, but neither are all the remaining buildings being converted by modern architects into new industrial buildings, museums and apartments, as was customary in the last decade of the last century. There is a trend to rent the large, disused factory buildings in pieces to small companies that only make the most necessary adjustments to be able to function. What influence the last financial crisis will have on policy remains to be seen. These new developments create a constantly changing bed in which this project can move forward.

People are beginning to appear in the images of recent years. Individuals who move in, and in relation to, that world. They are not accidental extras: it is the protagonists who give meaning to the environment.

Over a period of ten years, the photographs have changed from images in which the power, beauty and deterrent power of industry was depicted, to social paintings in which man acts against the imposing backdrop of industrial rudiments, and in which those surroundings have become his natural and familiar habitat.

Met die verschuiving van optiek werden de bouwwerken zelf onderdeel van een complex geheel waarin ze als scharnierpunt  ten opzichte van hun omgeving staan. Stedelijke landschappen werden in een klassieke ordening met onmiskenbare verwijzingen naar renaissancistische schilderijen vastgelegd. De composities voerden de aandachtige kijker binnen in een wereld van vanzelfsprekende en verbazingwekkende, logische en onlogische, harmonieuze en vloekende overgangen en confrontaties. Het dramatisch moment werd niet zozeer bepaald door de ongenaakbare schoonheid van de architectuur, maar zat meer verborgen in details: achtergelaten rommel, de naam van een boot, een eenzame caravan, een krant die uit een brievenbus steekt.

Maar het vasthouden aan verworven standpunten is dodelijk voor de ontwikkeling van inzichten.  Je verliest makkelijk je scherpte en je interesse in een project waarvan het kader te strak geformuleerd is, waarin geen ruimte is voor onverwachte invalshoeken. Het zijn juist de nieuwe inzichten die ons project op gang houden. Onvoorziene wendingen die we evenzeer koesteren als de meest geslaagde foto's.  Wat kunnen we zeggen over de foto's die we nog niet gemaakt hebben? Waar zullen ze over gaan, wat zullen ze onthullen en verbergen? Welk licht zullen ze werpen op de rol die de industrialisatie gespeeld heeft, en nog speelt, in het leven van alledag?

Zij hebben de politiek zien veranderen ten aanzien van de industriële erfenis.  Er wordt zorgvuldiger omgegaan met de overblijfselen. Het ontmantelen van de industrie na 1989 in de voormalige Oostbloklanden heeft die politiek opnieuw geactualiseerd. Niet elk gebouw wordt meer gesloopt, maar ook niet alle resterende gebouwen worden, zoals in het laatste decennium van de vorige eeuw gebruikelijk was, omgebouwd door moderne architecten tot nieuwe bedrijfsgebouwen, musea en appartementen. Er is een trend om de grote, in onbruik geraakte fabrieksgebouwen in stukjes te verhuren aan kleine bedrijfjes die enkel de meest noodzakelijke aanpassingen plegen om te kunnen functioneren. Welke invloed de laatste financiële crisis zal hebben op het beleid, moet nog blijken. Die nieuwe ontwikkelingen zorgen voor een constant veranderende bedding waarin dit project zich kan voortbewegen.

In de beelden van de laatste jaren beginnen mensen op te treden. Individuen die zich in, en ten opzichte van die wereld bewegen. Het zijn geen toevallige figuranten: het zijn de protagonisten die betekenis verlenen aan de omgeving.

Zo zijn gedurende een periode van tien jaar de foto's veranderd van beelden waarin de kracht, schoonheid en afschrikwekkendheid van de industrie werd verbeeld, in sociale schilderijen waarin de mens acteert tegen het imposante decor van industriële rudimenten, en waarin die omgeving zijn vanzelfsprekende en vertrouwde habitat is geworden.